Niet dat ik twijfel aan de juistheid van invulling van de
namen van George Hermann Schuller (1651-79) resp. Ehrenfried Walther von Tschirnhaus
(1651-1708) aan in de Opera Posthuma
nog anonieme brieven, maar mij valt op dat intussen vergeten lijkt te zijn dát
het om toeschrijvingen gaat. Intelligent beargumenteerde, maar toch
toeschrijvingen, hetgeen toch iets is dat geweten mag worden. Dé plaatsen voor
dergelijke informatie zijn toch vooral de uitgaven van de correspondentie van
Spinoza. Van de Gebhardt-editie uit 1925 kom ik niet bij de aantekeningen,
zodat ik niet kan zien of Gebhardt die informatie biedt. De nieuwe kritische editie
die onder auspiciën van de Franse Spinoza Vereniging bij PUF wordt uitgegeven
bevat nog niet de correspondentie.
In de door Akkerman, Hubbeling en Westerink bezorgde Spinoza
Briefwisseling (1977) vind je daar niets over. Ook Adrie
Hoogendoorn heeft hier in zijn handleiding bij Spinoza’s Briefwisseling geen
informatie over.
Eerder had ik een blog erover dat de adressant van brief 28 dr. Johan
Bouwmeester geweest moet zijn, een toeschrijving van dr. Willem Meijer betrof.
De door hem aangevoerde argumenten kunnen door iedereen overtuigend gevonden
worden, maar daarom hoeft nog niet vergeten te worden dat het om een latere
toeschrijving gaat.