Aanleiding voor dit blog over de filosoof, logicus en kennistheoreticus Christoph Sigwart is de mededeling van Rikus Koops in de Verantwoording in zijn hertaling van de Korte Verhandeling: “De paragrafen zijn genummerd conform de nummering van Sigwart.” Ik maakte daar in het vorige blog melding van. Meer dus over deze Sigwart. Ik heb weer eens overal vandaan wat snippers voor dit blog moeten verzamelen.
Christoph Eberhard Philipp Sigwart, geboren en overleden in Tübingen, studeerde theologie en filosofie en promoveerde daarin. Van 1852 tot 1855 werkte hij als leraar in Halle. In 1859 werd hij docent aan het Theologisch Seminarium in Tübingen en vanaf 1859 hoogleraar aan het Theologisch Seminarium in Blaubeuren. In 1863 keerde hij weer terug naar Tübingen als leerkracht aan de Eberhard-Karls-Universität en als inspecteur van het Evangelisch-theologisch Seminarium. Van 1865 tot z’n emeritaat in 1903 was hij Ordinarius der Philosophie. Van 1885 af werd hij corresponderend lid van de Preußischen Akademie der Wissenschaften. Het zwaartepunt in zijn filosofisch werk lag bij logica en ethiek. Hij gold als kantiaan. De eerste band van zijn hoofdwerk Logik verscheen in 1873 en gold als een van de belangrijkste bijdragen aan de filosofie van de 19e eeuw. Hij maakte erin b.v. een diepgaande studie van de inductieleer van Francis Bacon, van John Stuart Mill en David Hume. Het is in het Engels vertaald en nog steeds verkrijgbaar. Ook hield hij zich intensief bezig met Giordano Bruno en Spinoza.
In 1875 werd hem het 'Ritterkreuz 1. Klasse des Ordens der Württembergischen Krone' verleend waaraan de persoonlijke adelstitel verbonden was.