Een laatste blog over causa sui. Ik heb mij de voorbije periode flink bezig gehouden met dit merkwaardige begrip dat bij Spinoza zo’n grote rol speelt, maar waaraan hij geen aparte beschouwing wijdt. Nergens hoor je hem erover dat er toch iets vreemds kleeft aan een term als ‘zelfveroorzaking’. Integendeel, hij beschouwt hem in de TIE als een gewone (vulgo) ingeburgerde term, terwijl Descartes die het nodig vond hem te gebruiken, nog toegaf dat het een gekke term was, die wat hem betreft dan ook overdrachtelijk, als ‘bij wijze van spreken’, moest worden opgevat: om als het ware iets van een ’transitie’ van essentie naar existentie aan te duiden.
Bij Descartes verwees causa sui naar Gods immens grote kracht (immensitas) die tevens uitdrukking was van zijn wilskracht. Bij Spinoza verwijst causa sui uiteindelijk ook naar de kracht van Gods essentie, maar hij neemt die niet op in zijn definitie ervan. In zijn definitie legt hij de nadruk op het noodzakelijke samengaan van essentie en bestaan, zoals die alleen maar van toepassing is op het absoluut oneindige wezen dat God is. Niet ‘wil’ maar ’noodzakelijkheid’.