“Cupiditas est ipsa hominis essentia quatenus ex data
quacunque ejus affectione determinata concipitur ad aliquid agendum.” [Ethica 3/Aff.Def1]
“Begeerte is het wezen zelf van de mens, voor zover het
wordt opgevat als door de een of andere inwerking erop bepaald om iets te doen.
[Vert. Corinna Vermeulen]
Uit het vorige blog neem ik mee dat Spinoza enerzijds de
identiteit van appetitus en cupiditas benadrukte (er is maar één conatus), maar anderzijds ook verschil
zag en het van belang vond om de rol van het menselijk bewustzijn in zijn
definiëring van begeerte (cupiditas)
op te nemen en daarom de “oorzaak van het bewustzijn” (causa conscientiae) – zij het indirect – in zijn definitie opnam
door er datgene wat verwijst naar 2/23 in op te nemen, n.l.: “voor zover de mens
door aandoeningen wordt aangezet iets te doen.” Ik concludeerde dat Cupiditas voor Spinoza kennelijk een
bijzondere manier van conatus zijn
betreft: de wijze waarop de aandrift om in het bestaan te volharden in het
geval van mensen met bewustzijn z’n vorm krijgt – een modificatie van de appetitus.
Hier is de enige plaats waar Spinoza duidelijk van
bewustzijn (conscientia) spreekt en
dat doet hij alleen bij de mens. “Begeerte is het wezen [de conatus] zelf van de mens, voor zover deze
door de een of andere inwerking erop bepaald wordt om iets te doen [en zich
daar bewust van is]." Aan het eind van het blog geef ik nog eens het
schema dat ik aan de explicatio ontleen.