Degenen die Spinoza als ketter beschouwen, koppelen hem nog –
zoals dat altijd met ketters het geval is – onafscheidelijk aan de
bekritiseerde religie of in het geval hij als atheïst wordt beschouwd, aan het monotheïstische
godsbeeld. Ik heb daar in deze blogs vaker op gewezen. Vrije, ‘onafhankelijke’,
eigengereide en/of brutale ‘overtreding’ is alleen mogelijk door én kan alleen
zo worden beschouwd vanuit het bestaan van de normen die de ketter zgn. overtreedt
en/of van de concepten die hij aanvalt. Deze samenhang komt heel sterk tot
uiting in het intrigerende en zeer briljante boek, waarmee ik mij de voorbije
dagen heb bezig gehouden:
Interrupted: Heresy and the European Imagination between the World Wars.
Princeton: Princeton
University Press, 2008. xiv + 254 pp – books.google
Ik had het boek al enige jaren in huis en had er al in
gelezen, maar ik schafte het tegelijk aan met het boek van Daniel
B. Schwartz: The First Modern Jew: Spinoza
and the History of an Image [Princeton
University Press, 2012] en dat slokte mij indertijd sterk op, zodat
Lazier uit zicht raakte. Nu nam ik hem, mede naar aanleiding van het Symposium
over Spinoza’s ban en de commentaren erop, weer ter hand. In het blog van gisteren kwam al iets van Benjamin Lazier
aan bod [cf. zijn cv].
In algemenere bewoordingen is het thema van het boek: Hoe om
te gaan met het feit dat we de traditie kwijt zijn (‘verloren hebben’). Hoe
relativisme en zeker nihilisme te vermijden? In voorwoord en epiloog sluit hij
aan bij woorden van Hannah Arendt: de ineenstorting van de religie heeft er
niet toe geleid dat we ons tot de wereld wenden met dezelfde vroomheid en
liefde als we eerder tot God deden. Is de onttovering van de wereld te zien als
een bevrijding of als een bedreiging? Immers: “zonder geloof in God lijkt alles
toegestaan” (u weet wel…). Hoe te komen tot een respectvolle (‘vrome’) relatie
tussen mens en natuur? Een natuur waaruit (gnosticisme) of waarin (pantheïsme) God
verdwenen is?