Lang zullen ze leven ! Alle 38 miljoen !
De eerste informatie, die ik vanmorgen kreeg toen ik om half zeven de tv aanzette, kwam van drie zingende scouts bij een kampvuurtje midden in de duitse studio.
Vanwege de 150e sterfdag van Lord Baden Powell en de 100e stichtingsdag van de wereld-scouting. Waar blijft de tijd, denk je dan.
Hoeveel miljoenen – wanneer het er nu nog wereldwijd 38 zouden zijn – zijn deze drie vertegenwoordigers al voorgegaan ? Hoeveel zijn er letterlijk groot mee geworden ? Hebben de vruchten geplukt van deze ziener, die vele jaren door pacifisten werd verketterd, omdat hij op een veel te jonge leeftijd kinderen het militairisme bijbracht?
Maar ik durf me af te vragen wie milieu-bewegingen nu zouden bemensen, wanneer zij door de scouting niet in aanraking met de natuur waren gebracht?
Ik wil me nu beperken tot een van mijn eerste kennismakingen met de verkennerij.
Mijn tweede broer was eerder verkenner dan ik. Vam school uit. Zijn eerste zomerkamp was in de Krabbenbossen. 1946.
Ik ben daar jaren later veel langs gereden. Dan stond er een bord langs de weg.
>>Laatste pompstation voor de grens<<
Reden om er gauw langs te rijden want de volgende verkocht goedkopere belgische benzine.
Maar daar had ik in de zomer van 1946 nog geen notie van. Ik mocht twee dagen daar als gast het kampleven meemaken.
Twee zaken zijn me ervan onvergetelijk gebleken.
De avondbroodmaaltijden op een tafelvuur. Het vuur was al uit, maar het houtskool gloeide als een latere reclame voor open haarden. Wij deden niets anders dan de verse boerenmik in boterhammen snijden, ze op het houtskool laten vallen en tijdig met je zakmes omdraaien. De een na de ander verdween in onze hongerige magen, met alleen een lik boter er op ! Zo kort na de hongerwinter hadden we geen luxere uitgave kunnen bedenken.
Het tweede was nog spannender !
Het riviertje waaraan het kamp gelegen was lag zo dicht aan de grens, dat men daar al eerder de zegeningen van het bevrijd zijn had ervaren.
Een ervan was het schrikdraad, dat de beesten moest afschrikken zich als padvinders te gedragen en de omliggende natuur te gaan onderzoeken. Maar wat wisten wij, hollendse jongentjes daarvan ?
Maar we hebben er wel van geleerd.
Midden in de nacht een afschuwelijk kreet, het halve kamp wakker. Een van de mede-verkenners moest nodig, had zijn tent verlaten en nabij de eerste de beste boom begon hij te plassen. Alleen al door de slaperige kop en de hoge nood had hij nooit aan het schrikdraad gedacht. Dat was dan de enige keer in zijn leven! Later keek hj wel uit, toen wildplassen in de vrije natuur nog geen delict was !
Maar ook ondergetekende werd slachtoffer van zijn onwetendheid.
De middag werd doorgebracht in het koele water van de langslopende beek. En na aangekleed te zijn moesten de zwembroeken natuurlijk gedroogd worden. Zo gauw geen lijn in de buurt ? Oh ja, daar is een goede gelegenheid !
Ik heb in mijn latere koor-jaren nooit zo luid gezongen dan op dat ogenblik. En de rest heeft misschien nooit meer zo hard gelachen.
Die Belgen toch !! Kijk uit voor ze. Ze vinden zo maar wat uit, zonder die Ollanders voor te lichten !