In het vorige blog heb ik laten zien dat deze Amerikaanse filosofe
promoveerde op een dissertatie over onder meer Spinoza, The Logical Relationship of the Philosophy of Hegel to the Philosophies
of Spinoza and Kant [1924], maar dat door een vergissing van een schrijver
van haar obituary daarvoor in de plaats een andere titel, Alexander's Space, Time and Deity, en ander jaartal (1925)
verspreid werd en dat deze fout sindsdien op meerdere, ook officiële websites, is
terug te vinden.
Haar dissertatie is ook i.h.a. buiten beeld geraakt, want
books.google toont geen boeken waarin deze dissertatie van haar wordt besproken
of waarin er zelfs alleen maar naar wordt verwezen. Alleen in verantwoordingen
van de Research in Progress van de
University of California wordt haar dissertatie vermeld. En behalve de Spinoza-bibliografieën
van Theo Van der Werf, Heine J. Siebrand & Coen A. Westerveen, A Spinoza Bibliography: 1971 – 1983
[1984] waarin het # 2209 is – cf. books.google – en Wayne Boucher, Spinoza In English, A Bibliography [1999], waarin het # 1438 is – cf. booksd.google – komt hij in geen enkele bibliografie van
een Spinoza-monografie voor. Dat is het lot van ongepubliceerde dissertaties.
Goed dus dat tegenwoordig vele van deze studies via internet gepubliceerd
worden.
Of er veel mee is gemist, weet ik dus niet, maar in het tweede
werk dat abusievelijk als haar dissertatie werd gezien, Alexander's Space, Time and Deity [1925, cf. bij Hathitrust] zegt ze iets over Spinoza en daaruit komt –
door haar jongleren met de termen kwaliteit en kwantiteit – een in mijn ogen enigszins
eigenaardige visie naar voren. Om een indruk te geven neem ik hieronder het
slot van haar niet heel omvangrijke boek vanaf de passage waarin ze de naam van
Spinoza vermeldt. Ze bleef altijd een gelovige, begon als doopsgezinde en werd
later episcopaals, maar ze lijkt wel iets – de immanentie van God – van Spinoza
te hebben meegenomen, hoewel aan het eind van de geciteerde tekst een meer
christelijk gelovige visie blijkt.