Eerder dan zijn tijdens de Spinozadag gehouden lezing op de website van de ASK wordt gepubliceerd, verschijnt een bewerking van de bijdrage van Arnon Grunberg vandaag in NRC Handelsblad. Ja een ‘gerenommeerd auteur’ kan nog een extra slaatje uit zo’n lezing slaan.
Maar wat bewijst dit stuk mijn gelijk om er niet voor naar Amsterdam af te reizen. Ik moet er niet aan denken dat mijn ‘begeerte’ om voor de vijfde maal die Spinozadag mee te maken, of mijn ehh… ‘loyaliteit’ aan de ASK groter waren geweest dan mijn afkeer van Arnon Grunberg! Wat zou ik me dan geërgerd hebben aan de flauwekul die Grunberg de goegemeente daar voorschotelde. Het ging wat over Slavoj Zizek’s zicht op Spinoza en vooral over Freud (niet díens zicht op Spinoza, maar z’n gefantaseerde doodsdrift), maar over Spinoza ging het niet.
Wat moet je nou met: “wij kunnen God benaderen als de oplossing van een wiskundig probleem.” En met het Spinoza in de schoenen schuiven van doodsdrift – lees maar: ”Op dezelfde manier kan de doodsdrift bij Spinoza als een verkeerd opgeloste wiskundige vergelijking worden opgevat.”
Hij luisterde erg naar ‘de Lacaniaan Zizek’ en heeft het vooral over het verlangen, het tekort, het ontbreken, het gemis… dát zou bij Spinoza de essentie van mijn mens zijn zijn: “Ik verlang immers iets, ik ben mijn verlangen, en ik verlang altijd naar wat ik mis.” En: “dan kan ik volgens Spinoza mijn eigen bestaan niet meer als iets positiefs zien, alleen nog maar als iets wat moet worden opgeheven.” En zo verzin je je eigen Spinoza. Maar bij Spinoza ontspringt begeerte helemaal niet uit een tekort, maar is het “het wezen van de mens, voor zover het wordt opgevat als door de een of andere inwerking erop bepaald om iets te doen.” (3/DefAff1). Er is bij Spinoza helemaal geen sprake van een tekort, maar van een kunnen: een vermogen om in je bestaan te volharden (dat groter of kleiner worden, sterker of zwakker), maar dat zich niet tegen zichzelf kan keren.