Nu Robert Dijkgraaf directeur van het Princeton Institute for Advanced Study is geworden, schrijft hij voor de NRC een column met nieuws uit Princeton. Dit weekend over Albert O. Hirschman naar aanleiding van wiens overlijden in december onlangs een herdenkings-bijeenkomst werd gehouden en in mei bij Princeton Press een biografie zal verschijnen van Jeremy Adelman, Worldly Philosopher. The Odyssey of Albert O. Hirschman. Hirschman’s levensloop vat ik samen uit Dijkgraaf’s column.
Albert O. Hirschman werd geboren in een geassimileerd joods gezin in Berlijn. Zijn vader was neurochirurg, zijn moeder verpleegster. Zijn kinderjaren waren redelijk comfortabel tot in 1933 zijn vader overleed en Hitler aan de macht kwam. Net achttien jaar oud besloot Hirschman naar Parijs te vluchten, waar hij economie en financiën studeerde. Na een jaar aan de London School of Economics sloot hij zich aan bij de antifascistische troepen in de Spaanse burgeroorlog, waar hij in een van de bloedigste gevechten terecht kwam. Nadat hij zijn doctoraat in Italië had behaald, keerde hij in 1939 terug naar Frankrijk, trad toe tot het Franse leger om tegen de Duitsers te vechten. Toen dat leger in juni 1940 ineenstortte, vluchtte Hirschman naar Zuid-Frankrijk. Daar hielp hij samen met de Amerikaanse journalist Varian Fry meer dan 2.000 joodse en politieke vluchtelingen ontsnappen, onder wie prominenten als Marc Chagall, Marcel Duchamp, Max Ernst en Hannah Arendt. Snel leerde hij de praktische kant van de economie kennen: geld wisselen op de zwarte markt, documenten en paspoorten vervalsen, boodschappen in tandpastatubes smokkelen en persoonlijk ontsnappingsroutes over de Pyreneeën verkennen. Uiteindelijk kon hij in 1941 ook zelf naar de Verenigde Staten ontsnappen. Daar kon hij met een beurs van de Rockefeller Foundation zijn studie in Californië vervolgen. Deze relatieve rust werd verstoord door het bombardement op Pearl Harbor. Hirschman, pas 26 jaar oud, meldde zich voor de derde keer in vijf jaar, als vrijwilliger voor de oorlog, nu in het Amerikaanse leger. Omdat hij zes talen sprak en goede economische kennis had, speelde hij een belangrijke rol na de oorlog, eerst bij de Neurenberg-processen, vervolgens bij de reconstructie van Europa en het Marshallplan. Hij werd tot zijn eigen verbazing naar Colombia gestuurd — het begin van een levenslange relatie met Latijns-Amerika. In Columbia begon hij steeds dieper na te denken over wat wel en niet werkt in de ontwikkelingseconomie. Vervolgens kreeg hij de ene na de andere prestigieuze benoeming aangeboden: Yale, Columbia, Harvard en uiteindelijk werd hij hoogleraar aan het Institute for Advanced Study in Princeton.