Een kroon voor Adriaan Koerbagh, 17e eeuwse kroongetuige van de behoefte aan vrijheid van meningsuiting.
Ik zeg in de titel van dit blog uitdrukkelijk ‘monografie’, want voor een echte biografie zijn er veel te weinig persoonlijke gegevens in de vorm van brieven, dagboeken of memoires van derden waarin de Koerbaghs een rol spelen. Het boek dat Bart Leeuwenburgh schreef, Het noodlot van een ketter. Adriaan Koerbagh (1633–1669) [Vantilt, 2013] is vooral aan hem gewijd. Maar uiteraard ook aan zijn broer Johannes, de proponent die het nooit tot predikant zou schoppen, want die twee waren een groot deel van hun leven onafscheidelijk.
De aanleiding voor het boek vormt niet een eigen archiefstudie met nieuwe vondsten, ook niet een heel eigen nieuwe visie op de Koerbaghs. De grote verdienste van Leeuwenburgh is dat hij de diverse verspreide, soms heel specialistische, studies over Koerbagh, waarvan er juist de laatste jaren enige verschenen, in een doorlopend verhaal bijeenbrengt, waarbij hij goed gebruikt maakt van al het door derden verzamelde materiaal, en waarbij hij de diverse perspectieven op en zienswijzen over Koerbagh van hen die zich serieus met hem hebben beziggehouden, verwerkt en op diverse plaatsen laat doorsijpelen: Meinsma, Vandenbossche, Klever, Jongeneelen, Israel, Mertens, Van Heertum, Wielema.