Accommodatietheorie

0
315

Vorige week nam Andries Knevel met veel gevoel voor drama met ondertekening van een verklaring afstand van de zogenoemde ‘creationistische’ visie: „Vroeger geloofde ik dat de aarde in zes dagen geschapen was, nu geloof ik in de evolutietheorie.” Hij hangt nu ergens tussen ID en TE (“theïstische evolutie”).

Hij wist heel goed hoe je een hype regisseert (aan wie was die verklaring trouwens geadresseerd? Wie heeft hem nu in bezit?) en verklaarde vervolgens weer heel onschuldig de daarna ontstane commotie (met opzeggingen bij de EO, verklaring van EO-zijde) niet te hebben voorzien en zeker niet te hebben bedoeld. Honi soit qui mal y pense…

Trouw dat al weken bezig is met Calvijn en nog nauwelijks aandacht aan Darwin gaf, heeft n.a.v. Andries Knevels verklaring vandaag een stukje over hoe Calvijn eigenlijk over het letterlijk nemen van Genesis 1 dacht. Hij heeft, zo schrijft Emiel Hakkenes, er in 1554 een commentaar op gepubliceerd. Calvijn hechtte niet zo aan het letterlijk nemen van het schepping-in-zes-dagen-verhaal: “God had oudtijds wel in een ogenblik de wereld kunnen scheppen.” God is zó almachtig dat bij hem alles mogelijk is: een schepping in zes dagen evenzogoed als een schepping met een vingerknip.” En dan komt het stukje, waarom ik er hier een blog aan wijd, namelijk over de vraag of het dan niets betekent hoe het in de Bijbel staat? Daarover had Calvijn zijn accommodatietheorie: God zou zich in zijn spreken en handelen aanpassen (accommoderen) aan de beperkte vermogens van de mens, zoals een moeder zich aanpast aan het niveau van haar kind als ze hem iets wil uitleggen.