Antoon Vloemans over het parallellisme tussen zijn en kennen bij Spinoza

0
399

waardoor een lichaam-geest-problematiek als sneeuw voor de
zon verdwijnt.

Omtrekkende beweging ter introductie

Elke vrijdag heeft Bert Keizer een column in Trouw. Ik geniet meestal van zijn
scherpe redenaties. Hij heeft twee centrale onderwerpen die telkens terugkomen:
de één is euthanasie, levenseinde-begeleiding, dementie en leven of werken in
een verpleeghuis; het andere: het leveren van strijd tegen neurowetenschappers
of ‘neurosofen’ en hun pretentie van “wij zijn ons brein.” Vandaag betreft het
weer het laatste thema. Aanleiding is het feit dat Trouw een week geleden een artikel had over hoe breinwetenschappers
invloed willen uitoefenen op hoe ouders hun kinderen opvoeden (“Breinexperts
vergallen het ouderschap”). Ik citeer twee passages uit zijn column van
vandaag:

Het idee dat hersenwetenschappers
iets te melden zouden hebben over het grootbrengen van kinderen is een gevolg
van het wij-zijn-ons-brein-denken. Het gaat hier om een hardnekkig misverstand
dat je het geestelijk welzijn van een mens, dat immers nauw samenhangt met wat
er gebeurt in de hersenen, zou kunnen veranderen door niet naar die mens maar
naar zijn hersenen te kijken. […]

Het is inderdaad het geval dat
elke geestelijke gebeurtenis gepaard gaat
met een activiteit in de hersenen. Het is ook zo dat een verandering in hersenactiviteit
(drink maar eens te veel alcohol, of probeer xtc) een verandering in geestelijk
leven teweegbrengt. Maar hoe dit gaat
snappen we niet. Dat is het geest-lichaamprobleem. Wij kunnen maar niet begrijpen hoe een gedachte uit een brein kan
komen. Maar het gebeurt wel.
Het misverstand dat veel, zo niet alle,
hersenwetenschap aankleeft is de conclusie dat emoties, gedachten, pijn,
heimwee, verdriet, 'eigenlijk' gebeurtenissen in de hersenen zijn. En de volgende
stap is dat ze de persoon terzijde schuiven om zich op de essentie te storten:
de hersenen.” [Cursief van SV]