Voor een jongen van 13 jaar. Tijdens het donker licht op straat was niet vertoond sinds de mobilisatie. In de oorlog haalde men de raarste stunts uit, om nog enig licht op straat in het donker te verschaffen. Het meest ingenieus waren de NSB-ers, die voor een hulpfonds, de Winterhulp, dat gefosforiseerde molen-insignes verkocht. Voor hun goede doel. En dat werkte. Ook niet sympathisanten kochten zo’n ding, letterlijk om op te vallen. Maar deze avond was het licht en er was muziek en men hoorde op straat mensen lachen en zingen.
De scholen waren allemaal gevorderd om de uit Frankrijk en België gevluchte soldaten een onderdak te bieden. Ze lieten zich niet zien. Al moest de overgave de volgende dag nog getekend worden in Oosterbeek, voor hen was het over. We konden dus uitslapen de volgend morgen, wel zouden er weer voedseldroppings worden uitgevoerd.
Omdat bij de eerste, een paar dagen eerder, de radio nog was weggeborgen, wisten wij niet wat er aan de hand was. Maar toen wij die eerste vliegtuigen hoorden, renden we de tuin in. Engelse (*) vliegtuigen, en dan zo laag. En er werd niet op geschoten. Er kwam een regen van goederen uitzetten. Mijn vader dacht aan folders, die ons moesten vertellen, hoe we ons bij de komende bevrijding zouden moeten gedragen. Mijn moeder trok een kleedje van de tuintafel, dat er nogal oranje uitzag en begon als een dwaze naar de vliegtuigen te zwaaien. Pa maande haar tot kalmte, je wist toen maar nooit!
Boven op de dijk kwam er een grep mensen aan. Meest jongeren, rond de twintig. Ze duwden een handkar, waar twee stoelen op vast gesjord waren. Ze gingen de VOP in. Wij er achter aan. De groep stopte al gauw voor een huis, waar werd aangebeld. Er werd eerst niet opengedaan. Toen er wat meer geweld gebruikt werd ging de deur wel open en enkele knapen holden naar binnen. Om enkele minuten later met een vrouw naar buiten te komen.
Ze werd op de handkar getrokken en zo gauw ze zat, begonnen er drie anderen haar haar te knippen. Grote happen gelijk. Het leek net een duinlandschap. Witte plekken huid met hier en daar nog een klein bosje, plukje haar. Men trok haar weer van de kar omlaag. Ze waande zich veilig toen ze weer in de huisdeur stond. En draaide zich om. Hief de rechter arm en brulde keihard >>Heil Hitler!<<. Helaas voor haar net te vroeg, want voor ze de deur dicht kon smijten, was een aantal van de groep haar naar binnen gevolgd. Beneden op straat konden we haar schreeuwen horen.
Inmiddels waren de kerels weer naar buiten en de hele groep met de handkar op weg naar een volgend adres. Daar was het de beurt aan een vrouw, een meisje nog. Ze was nauwelijks gekleed. Twee zware borsten in een onderjurk en een uitpuilende buik. Maar de groep had daar geen boodschap aan. Ook haar smerige lange haren moesten eraf. Ze gaf geen kik, maar dat kwam door haar heftig huilen.
Ik ging terug naar huis en op enige afstand hoorde ik van nabij schieten. Dat kon toch niet? Het was toch over? Maar opnieuw het geluid van geweren en een mitrailleur. Er kwam een stroom mensen vanaf de haven onze straat in rennen. Weg, weg, weg.
En in een van die optochten liep ook een groep mensen mee, die minstens 5 jaar geprofiteerd hadden van hun lidmaatschap van de NSB. Zo werden ze de stad uitgevoerd en kwamen terecht in een langs de rivier ingericht interneringskamp >De Vergulde Hand<, genoemde naar een overliggende bekende boerderij met de zelfde naam. In dat kamp, met heuse wachttorens en prikkeldraad-afzetting moesten zij hun rechtszaken afwachten.
Van alles was echter het bevrijdingsgevoel het sterkst. Verder ging de feitelijke toestand van gebrek aan alles en nog wat gewoon door.
(*) Omdat niemand precies wist uit welk geallieerd land een vliegtuig kwam, sprak men in het algemeen over een Engels vliegtuig. Maar daar konden best Polen, Canadezen of zo inzitten.